Vestingwerken rond Breda verdwijnen

In de late middeleeuwen hoorden de landelijke gebieden ten oosten van Breda bij de stad, maar in feite werden ze bestuurd vanuit Teteringen. De westelijke gronden vielen onder de heerlijkheid De Hage, min of meer een voorganger van de gemeente Princenhage. Toen Teteringen zich in 1795 onafhankelijk verklaarde van Breda, zat de stad tussen deze twee landelijke gemeenten ingeklemd. Tot 1870 had Breda daar niet veel last van, want het was omringd door vestingwerken: wallen en grachten. Maar het moderne oorlogsmaterieel liet zich niet meer tegenhouden door muren en grachten. Daarom werden in 1870 de wallen geslecht en de grachten gedempt. Breda keek nu letterlijk uit op de omringende gebieden en de uitpuilende stad had behoefte aan bouwgrond van de omliggende gemeenten. De eerste annexatieplannen dateren al uit die tijd, maar werden afgekeurd.

Ginneken had daar niet veel mee te maken. Het dorp maakte deel uit van de gemeente Ginneken en Bavel (met verder Ulvenhout, Galder, Strijbeek en Heusdenhout) en grensde niet direct aan Breda. Het gebied ten noorden van Ginneken, ongeveer vanaf de huidige Saksen Weimarlaan/Zandbergweg tot aan de singel, behoorde namelijk tot Teteringen.

Breda rond 1900: na het slechten van de stadswallen lag de stad ingeklemd tussen grote landelijke gemeenten

Nieuwe annexatieplannen

Langzaamaan werd Ginneken toch betrokken bij de landhonger van Breda. De woningbouw van de stad breidde zich namelijk uit op grondgebied van de buurgemeenten: rond de Haagweg ontstond een arbeiderswijk en rond de huidige Zandberglaan werd een wijk voor de meer welgestelde Bredanaars gebouwd. Helemaal bijzonder was de situatie van de Baronielaan, bij aanleg Boulevard Mastbosch geheten: deze straat liep over het grondgebied van Teteringen, Princenhage en Ginneken.

In 1899 ondernam Breda een nieuwe annexatiepoging. Men wilde de verstedelijkte gebieden van de buurgemeenten inlijven. Een commissie bestaande uit Bredase burgers vond deze plannen echter niet ver genoeg gaan: ook het dorp Ginneken moest aan Breda worden toegevoegd. Die plannen gingen de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Abraham Kuyper, een tegenstander van annexaties, veel te ver en zo mislukte ook de tweede annexatiepoging.

De Baronielaan lag op grondgebied van Teteringen, Princenhage en Ginneken

In 1921 diende Breda opnieuw een plan in. Princenhage zou een groot gedeelte van het grondgebied moeten afstaan. Ginneken en Teteringen zouden het dorp Ginneken, Teteringsedijk, Heusdenhout, IJpelaar, Belcrum en Zandberg kwijt raken. Behalve een schrijnend ruimtegebrek voerde Breda ook aan dat de bewoners direct buiten de stadsgrenzen wel gebruik maakten van Bredase voorzieningen, maar daarvoor geen belasting betaalden aan de stad. Ook werd door Breda gemeld dat de veiligheid in Ginneken te wensen overliet. Er waren namelijk slechts vijf veldwachters die toezicht hielden. De Ginnekense burgemeester Serraris reageerde woedend. Hij wees op een artikel in het dagblad van Noord-Brabant uit 1921 waarin werd beschreven hoe het er in het weekend aan toe ging aan de Bredase Haagdijk: “Dan flitst maar al te vaak het geniepige mes. Dan wordt er minnevuur gebluscht met bloed. Dan wordt een veete vaak uitgejammerd in ’t hospitaal.” Met andere woorden: Breda, regel eerst de veiligheid in je eigen straten voordat je naar de buurgemeenten wijst.

Breda krijgt enkele stukken grond

De lobby van de gemeente Ginneken en Bavel had effect. Breda kreeg in 1927 alleen het zuidelijke stukje Baronielaan toegewezen, plus enkele weilanden tussen Baronielaan en Oranjeplein. Heusdenhout en (het Ginnekense deel van) de Teteringsedijk bleven bij Ginneken horen. Princenhage moest de arbeiderswijken afstaan die tegen de stad aanlagen en had daar niet echt problemen mee. Teteringen verloor wel flinke stukken grond: een deel van de Teteringsedijk, Belcrum, Molengracht, Lovensdijk en Zandberg. De randgemeenten hoopten dat Breda hiermee tevreden was. Maar ook al had Ginneken zelf slechts een klein stuk grond af moeten staan, een belangrijk gevolg van de grenscorrectie was wel dat Ginneken en Breda nu aan elkaar grensden: de strook Teterings grondgebied aan de noordkant van Ginneken was nu geheel in Bredase handen gekomen.

In de jaren na de annexaties van 1927 realiseerde de gemeente Ginneken en Bavel veel bouwplannen. Bredanaars vestigden zich graag in Ginneken en om in die behoefte te voorzien werden luxe woningen gebouwd rond de huidige Franklin Rooseveltlaan. Ook op andere plaatsen sloot de Ginnekense nieuwbouw naadloos aan op die van Breda. Dat had twee gevolgen: Ginneken en Breda groeiden aan elkaar vast en er vestigden zich in Ginneken veel mensen die op de stad georiënteerd waren. Feitelijk zorgde Ginneken er op deze manier zelf voor dat een nieuwe grenswijziging onvermijdelijk werd, maar het gemeentebestuur was er vast van overtuigd dat Breda geen nieuwe annexatiepogingen meer zou doen.

Bredanaars kwamen graag in Ginneken wonen. Aan de Ceintuurlaan (nu Franklin Rooseveltlaan) werden huizen gebouwd voor de welgestelden.

Annexatiestrijd laait weer op

De stabiele situatie veranderde toen de Bredase burgemeester Van Sonsbeeck in 1936 werd opgevolgd door Van Slobbe, een strijdvaardige oud-militair. Al bij zijn installatie liet hij horen dat hij de grenzen van de stad als een belangrijk probleem zag. Nog in datzelfde jaar vroeg hij de hoofden van de gemeentelijke diensten welke moeilijkheden zij ondervonden omdat de delen van Ginneken, Princenhage en Teteringen die aan Breda grensden, niet bij Breda hoorden. Eigenlijk lieten de meeste diensten weten dat die moeilijkheden nogal meevielen. Alleen het Grondbedrijf en de Dienst Openbare Werken hadden problemen met het feit dat Ginneken over hooggelegen bouwgrond beschikte en die in flink tempo volbouwde, terwijl Breda het moest doen met lagergelegen en daardoor in die tijd minder aantrekkelijke gebieden als Boeimeer en Belcrum.

Intussen kreeg in Ginneken een ambitieus plan vorm om een nieuw raadhuis te bouwen, vlak bij de Duivelsbrug. Toen burgemeester Serraris hierover de mening van de Commissaris van de Koningin peilde, liet deze weten dat het geen handig moment was om over een nieuw raadhuis te praten, in het licht van “snelle ontwikkelingen der ideeën betreffende gemeentelijke gebiedsindeelingen”. Op dat moment wist Ginneken dat Breda nieuwe annexatieplannen had. In april 1937 diende Breda een nieuwe verzoek tot grenswijziging in. Burgemeester Van Slobbe bezocht enkele dagen later zijn Ginnekense collega om de plannen toe te lichten. Serraris liet weten dat Ginneken zich met alle mogelijk middelen zou verzetten tegen annexatie.

In de maanden die volgden, deden vele verschillende plannen de ronde. In alle plannen moesten het dorp Ginneken, het noordelijk deel van het Mastbos, de Hoge Vugt en het dorp Princenhage bij Breda komen. Er werd een harde strijd uitgevochten, waarbij toespraken in de gemeenteraden de sfeer goed illustreren. Zo merkte het Bredase raadslid Spoelders op dat Breda is als “een geelen papegaai in een blauw geschilderde kanariekooi. De grenzen van de kooi zijn te nauw. Elke vleugelslag kost den vogel veeren.” Het Ginnekense gemeenteraadslid Braakhuis nam deze beeldspraak dankbaar over in een betoog een paar dagen later: “Wanneer het een rustige kalme vogel is, dan zal deze zijn pogingen om vleugelslag te krijgen niet met het verlies van zijn veeren behoeven te bekopen. Maar wij hebben hier natuurlijk van doen met een roofvogel. Zo’n beestje is en blijft steeds gevaarlijk en het is zaak dat de spijlen van zijne kooi stevig blijven en niet verruimd worden.”

Duitse bezetting

Ondanks hevig verzet, had het er alle schijn van dat Ginneken voor een verloren zaak vocht. We zullen echter nooit weten of de betrokken minister het wetsontwerp naar de kamer zou sturen en of de Staten-Generaal het zouden goedkeuren. Want op 10 mei 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen. De regering vertrok naar Engeland en na de capitulatie probeerde de Reichskommissar goed samen te werken met de overgebleven hoge ambtenaren. Een van hen was Karel Frederiks, secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en een uitgesproken voorstander van grote gemeenten. In dat opzicht ondervond hij van de bezetter weinig weerstand. “Het was wel erg verleidelijk daarvan gebruik te maken,” zo zei hij na de bevrijding. In twee jaar tijd voerde hij 27 grenswijzigingen door. Ook voor Breda had hij een verrassing in petto: in zijn plannen worden ook Ulvenhout, Bavel en Heusdenhout bij Breda gevoegd.

Opnieuw barstten in de gemeente Ginneken en Bavel de protesten los – en met beperkt succes. De provincie stemde in 1941 in met een plan dat overeenkomt met dat van voor de Duitse inval. In het dorp Ginneken heerste vooral machteloosheid en berusting. Op 1 januari 1942 houdt de gemeente Ginneken en Bavel op te bestaan. Het dorp Ginneken wordt bij Breda gevoegd, evenals een deel van Heusdenhout. Het overgebleven deel van Ginneken en Bavel vormt daarna de gemeente Nieuw-Ginneken – die uiteindelijk in 1997 alsnog grotendeels in Breda zal opgaan. Ook Princenhage moet eraan geloven. Het dorp wordt bij Breda gevoegd. Het agrarische gebied in en rond het dorp Beek wordt de gemeente Prinsenbeek, maar zal in 1997 ook bij Breda komen.

Na de bevrijding probeerde oud-burgemeester Serraris (inmiddels waarnemend burgemeester van Nieuw-Ginneken) de annexatie ongedaan te maken. Hij stuurde een telegram naar koningin Wilhelmina om de oude gemeente Ginneken en Bavel weer te herstellen. In het voorjaar van 1945 verbleef Wilhelmina op Anneville en daar zou ze tegen Serraris hebben gezegd: “Wij zullen geen enkele maatregel van den bezetter in stand laten”. De naoorlogse regering had echter wel wat anders aan het hoofd en had geen trek om alle gemeentelijke wijzigingen van Frederiks ongedaan te maken.

Hulp van de bezetter?

Kunnen we nu zeggen dat de annexatie tot stand is gekomen dankzij de Duitse bezetter? De Duitsers hebben er in ieder geval geen actieve rol in gespeeld. Feit is wel dat de annexatie is gerealiseerd zonder de normale wettelijke procedure te volgen: geen goedkeuring door een volksvertegenwoordiging, alleen een decreet van een ambtenaar die van de bezetters een volmacht had gekregen. Ook heeft Breda in de bezetting geen aanleiding gezien de plannen in de koelkast te zetten. Sterker nog, in Breda werd - nogal provocerend - een straat genoemd naar degene die onder Duits gezag de annexatie had doorgezet: Mr. Dr. Frederiksstraat. Pas in 1983 is deze straat Concordiastraat gaan heten. Aan de andere kant waren de emoties na de annexatie waarschijnlijk minder hoog opgelopen als de tegenstanders niet steeds zo nadrukkelijk op de vermeende rol van de Duitsers hadden gewezen. Die houding heeft ervoor gezorgd dat beide partijen lijnrecht en onverzoenlijk tegenover elkaar stonden, zodat een compromis na de oorlog uitgesloten was.

Al met al is het leven in het Ginneken direct na 1 januari 1942 niet veel veranderd. Het merendeel van de inwoners was op dat moment al meer op Breda gericht dan op de landelijke gemeente Ginneken en Bavel. Door de bezetting hadden de meeste mensen wel wat anders aan hun hoofd. Uiteindelijk was annexatie op enig moment onvermijdelijk. Ginneken en Breda waren letterlijk en figuurlijk met elkaar vergroeid.